dinsdag 16 juli 2019

Wandelen met de gaaikes.


Misschien staan jullie er van versteld dat ook mijn papegaaien mee op wandeling gaan. Ook zij houden van een uitstapje in de natuur en is voor hen even gezond als ons.
Natuurlijk gaan zij nooit mee naar lange wandeling zoals vorige week te Luxemburg, dan is het de beurt aan de honden of de pony's.


Ook steeds krijgen zij gezonde prikkelingen met al het nieuwe dat ze kunnen zien en beleven.
Vandaag hebben we dan ook mooie beelden kunnen nemen van enkele wilde planten en insecten.



We gaan het nu dan ook niet over de papegaaitjes hebben, maar over het mooie wat je elders in de natuur kan vinden. Als je op de naam klikt bij de foto kom je bij de beschrijving van de plant, kijk ook naar de verborgen linken.


Akkerdistel


Knopherik

Koolzaad - Moesdistel - Sint Janskruid

Zo dit was het voor vandaag wat plantjes betreft, vlinders hebben we nu niet gezien.  Waarschijnlijk omdat het nu te koud is voor de tijd van het jaar, vorige week had ik meer geluk tijdens mijn wandeling.
We hadden wel geluk om de, zandbij, rood soldaatje, een Aziatisch lieveheersbeestje en een weideschaduwwants te mogen spotten.

Rood soldaatje - Aziatisch lieveheerbeestje - weideschaduwwants

Zandbij

Nu zitten jullie natuurlijk ook met een vraag en zal ze even voor jullie beantwoorden.

Zicko de Blauw-gele Ara zit los, onze geelvleugel ara draagt een harnasje en Kato de oranjekuif mag enkel in huis los zitten omdat ze buiten nog te bang is.




Zandbij

Een zandbij met volle stuifmeelmanden

Zandbij


Deze soorten zijn vaak bruin tot zwart van kleur met witachtige haarbanden over de buik. Andere kleuren zijn ook mogelijk, waarbij roodachtige kleuren het meest voorkomen, maar ook metaalachtig blauw of groen. De vrouwtjes kunnen makkelijk worden onderscheiden van de meeste andere kleine bijen omdat ze brede fluwelen vlakken hebben tussen de samengestelde ogen en de bases van de antennes. Ze hebben ook vaak erg lange haren op de trochanters (verdikkingen) van de achterpoot. De meeste soorten hebben ook een goed ontwikkelde corbicula of stuifmeelkorf aan de achterpoot. Deze wordt gevormd door een buitengrens van haren en bevat al dan niet daarbinnen ook haren.
De lichaamslengte varieert meestal tussen de 8 en 17 millimeter, waarbij mannetjes wat kleiner en slanker zijn dan vrouwtjes, die vaak een zwarte driehoek (het zogeheten "pygidiale vlak") hebben aan de rand van de buik.
In Nederland en België komen meer dan 70 soorten zandbijen voor, terwijl er wereldwijd 1300 soorten zijn.

Weideschaduwwants



Familie Miridae – blindwantsen: Een opvallende eigenschap van blindwantsen is het ontbreken van ocelli. Puntogen, waarvan veel wantsen (niet alle) er twee of drie op de kop hebben. (vandaar de naam blindwants). Biotoop: Bosranden, kaalslagen, akkers, wegbermen en ruderale plekken. Ontwikkeling: Eén of twee generaties in een jaar. Eerste generatie volwassen wantsen vanaf juni, tweede generatie volwassen wantsen vanaf september.. Overwintering: Als volwassen wants. Voedsel: Polyfaag: Allerlei kruidachtige planten en struiken. Bijvoorbeeld bijvoet (Artemisia vulgaris), ganzevoet (Chenopodium album), struikheide (Calluna vulgaris).

De wants wordt ongeveer 3 tot 6 millimeter lang en de kleur varieert sterk; zowel groene, bruine als rode exemplaren komen voor, ook de tekening kan sterk uiteenlopen. Toch is de soort zeer eenvoudig te herkennen aan het scutellum; het driehoekige schildje op het midden van de rug. De weidewants heeft hier een lichte hartvormige vlek die vrijwel altijd sterk afsteekt. Het lichaam is ovaal van vorm en vrij plat, de vliegvleugels steken aan de achterzijde duidelijk uit. De ogen, poten en de sprieterige tasters zijn meestal rood van kleur.

Rood soldaatje



Het insect soldaatje, wordt ook wel weekschildkever genoemd en het is een langwerpig diertje dat in heel Europa voorkomt in bossen en open gebieden, waar ze vooral te vinden zijn op bloemen en struiken waar ze op zoek zijn naar voedsel. Taxonomisch behoort hij tot de geleedpotigen, tot de klasse van de insecten, tot de orde van de kevers en tot de familie van de cantharidae. De kever heeft een zacht dekschild omdat het weinig chitine bevat en heeft zes lange pootjes. In Nederland en België zijn er ongeveer 50 soorten weekschildkevers. Ze komen voor in rode en donkere kleuren. De naam soldaatje heeft hij te danken aan zijn langwerpige vorm dat doet denken aan een oud soldatenuniform.

De kleine rode weekschildkever is een van de meest algemene soorten soldaatjes. Ze worden ongeveer 7 tot 11 millimeter groot. De kleur is helemaal oranjerood, waarbij de achterste punten van de dekschilden donkerder zijn of soms zelfs zwart. De uiteinden van de pootjes en antennes kunnen ook donkerder tot zwartgekleurd zijn.

Aziatisch lieveheersbeestje



Alle soorten lieveheersbeestjes behoren tot keverachtige.
Het Aziatisch lieveheersbeestje, Harmonia axyridis, werd wereldwijd gebruikt om bladluizen op een biologische manier te bestrijden. Deze soort werd opzettelijk en massaal losgelaten omdat ze bladluizen vreet en heeft snel Noord-Amerika, Europa en Zuid-Afrika overspoeld.
Gezien de exponentiële ontwikkeling van H. axyridis is deze soort in heel wat gebieden in een recordtijd de vaakst voorkomende soort lieveheersbeestjes geworden. In Wallonië is ze trouwens in 10 jaar tijd een van de vijf vaakst voorkomende soorten geworden die werden waargenomen in landbouwgebieden.
Niet alleen roeit H. axyridis de populaties inheemse lieveheersbeestjes en andere roofinsecten uit, wat voor ecologische problemen zorgt, de invasie ervan veroorzaakt ook heel wat economische schade en bedreigt de gezondheid van de mens.


In huis!!!!
Vanaf het begin van de herfst gaan de lieveheersbeestjes op zoek naar een geschikte schuilplaats voor de winter. Ze nemen dan hun intrek in de raamkozijnen binnen en in de vouwen van het behang. Ik kan je zeggen dat het een pest is dat je ze in huis hebt, het heeft bij mij 2j geduurd eer ze alle weg waren.
Als ze zich in grote aantallen samenvoegen, kan deze soort een rechtstreekse negatieve impact op de mens hebben. Niet alleen ziet een groep insecten er in je huis niet uit, de overlast op het vlak van hygiëne en geur is nog erger. Lieveheersbeestjes laten namelijk geelachtige vlekken achter op de muren en het behang. Bovendien scheiden ze chemische stoffen met een sterke geur af die allergieën, conjunctivitis en zelfs netelroos kunnen veroorzaken.



Sint Janskruid



Sint-janskruid is een vaste kruidachtige plant die oorspronkelijk uit zowel Azië als Europa komt. In Europa is dit kruid te vinden langs de kant van de weg en op open bos plekken. Inmiddels is dit kruid ook in andere werelddelen ingevoerd. Sint-janskruid kenmerkt zich door zijn langwerpige bladeren en goudgele bloemetjes. Het kruid dankt zijn naam aan Sint Johannes de Doper die zijn feestdag op 24 juni vierde, de dag waarop dit kruid vroeger veel geplukt werd.
Hoewel Sint-janskruid in het wild groeit en je het daar kunt plukken, is het ook goed te kweken in je eigen keukentuintje. Het kruid heeft weinig nodig om tot bloei te komen, al groeit dit kruid het best op een wat droge, waterdoorlatende en alkalische grond. Aangezien de zaadjes kou nodig hebben om te kunnen kiemen, kun je ze het beste in het najaar zaaien.

Gebruik:
Sint-janskruid wordt maar in enkele gerechten toegepast. Vroeger werd het wel eens toegevoegd aan bier of wijn en tegenwoordig wordt het verwerkt in tomatenrecepten of kruidenwijnen. Je kunt ook gemakkelijk olie maken van Sint-janskruid, voor medicinaal gebruik. Pluk hiervoor een grote hoeveelheid bloemetjes die net open zijn. Doe ze in een grote glazen pot en voeg hier biologische plantaardige olie aan toe. Laat de pot vervolgens op een warme plek drie weken trekken. Zeef dan de bloemetjes eruit en bewaar de olie op een koele plek.

Medisch:
Sint-janskruid staat voornamelijk bekend om zijn (genees)krachtige werking. Vroeger dacht men met dit kruid kwade geesten buiten de deur te kunnen houden. Tegenwoordig wordt het gezien als de natuurlijke vorm van prozac, omdat het blijkt te helpen tegen neerslachtigheid en lichte depressie. Ook wordt het gebruikt bij de ziekte van Parkinson en om wonden sneller te laten genezen.

Moesdistel



De plant wordt 60 tot 150 cm.hoog. Ondanks dat de plant distel wordt genoemd  heeft het slappe bladeren en zijn de doorns op de stengels niet scherp. De onderste bladeren zijn donkerder en veer-spletig, ongedeeld. De bladeren rond de stengel, stengel-omvattend en lichtgroen tot geelgroen. De geel-witte bloemhoofdjes zitten in grote, bleke schutbladeren. Moesdistel bloeit van juli tot september. Bloemen zijn 2 tot 3 cm. groot.
De plant groeit vooral op natte plekken, vlakke heidevelden, nat ( vloei-)bos en weilanden door om heen liggend. Ook ziet men de plant rond beken en rivieren. De plant groeit bij voorkeur op stikstofrijke grond.
Moesdistel is vroeger in tijden van hongersnood door mensen regelmatig gegeten.

Gebruik:
De bladeren hebben een koolachtige smaak. Jong kunnen ze rauw in salades verwerkt worden.
De grotere bladeren kunnen geblancheerd gebruikt worden om groente-, graan- en vleespakketjes mee in te pakken.
Gehakte bladeren en de geschilde stelen kunnen in soepen en sauzen gebruikt worden.
Ook de wortels kunnen gegeten worden. Vooral ook bij suikerziekte zijn de wortels  prima, omdat  ze  Inuline bevatten. Ze kunnen zowel rauw geraspt door salades als gekookt gegeten worden.
Smoothie-liefhebbers gebruiken tegenwoordig het jonge blad.
De thee van de wortels werd vroeger medicinaal gedronken onder andere bij reuma.
De bloemen kunnen net als artisjokken gekookt gegeten worden.  ( kook de nog groene, maar wel uitgegroeide bloemen 10 tot 15 minuten in zout water met wat citroensap. Af laten druipen en met wat olie ( olijf- of kool-zaad) bedruppelen. Net als artisjok afpellen ( de bloem is wel veel pluiziger, de bodem heeft echter een lekkere smaak). Wel meerdere tegelijkertijd koken want de bloemen zijn niet zo groot.



Koolzaad


De koolzaad planten geven een mooie volle tros met bloemetjes. Lief, decoratief en smakelijk.
Ze kunnen tot 1,5 m hoog worden en draagt grote gele bloemtrossen. De vier kroonblaadjes van de individuele bloemen staan steeds in een kruis en de zaden ontwikkelen zich in houwen. Ze zijn veerdelig met aan beide kanten één tot vier eivormige  zijslippen en een veel grotere eindlob.  Daar koolzaad ook verwilderd in de natuur voorkomt, is het vaak moeilijk hem daar te determineren.
Deze plant word in de keuken gebruikt, toch zet ik deze bij niet eetbare planten.

Je kan HIER nog  vinden over koolzaad.


maandag 15 juli 2019

Knopherik



Knopherik = wilde radijs = “Raphanus” is afgeleid van het Griekse ra (snel) en phainomai (verschijnen), dit naar de snelle kieming van de zaden, maar de naam kan ook zijn afgeleid van rapa (raap). Raphanistrum betekent " gelijkend op Radijs" .
Je vind ze langs akkers (zandige akkers), dijken, bermen (omgewoelde plaatsen), ruderale plaatsen, omgewerkte grond en braakliggende grond.
Knopherik wordt 20 tot 60 cm hoog.
Het is een eenjarige, soms tweejarige plant met de bloeimaanden Juni, juli, augustus en september.
Een penwortel. Worteldiepte tot meer dan 1 meter.
De meestal vertakte stengels zijn iets blauwig, min of meer kantig en ruw behaard.
De bladeren zijn ruw behaard. De onderste zijn veerdelig met smalle zijslippen en een grote eindlob. De bovenste zijn niet gedeeld en stomp getand.
De knopherik heeft uiteenlopende kleuren bloemen van wit naar roze tot geel, maar altijd zijn er die prachtige aders in de bloemblaadjes die elke keer weer anders zijn.
De gele of witte bloemen hebben vaak paarse aderen. Ze worden 1 tot 3 cm groot. De kelkbladen staan rechtop.

Gebruik:
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Dioscorides schrijft dat de bladeren van deze wilde radijzen onder de moeskruiden gerekend en gebruikt worden en dat de wortels gekookt gegeten worden en verwarmend van aard zijn, de plas verwekken en hitte in het lichaam veroorzaken.
Men zegt dat de schorpioenen terstond sterven als men ze met deze wortel maar eens aanraakt.
Sommige zeggen dat diegene die hun handen met dit sap wrijven de slangen vrij aanraken mogen.
Dan de voorzichtige dokters laten niemand toe deze wilde radijzen veel te gebruiken, dan alleen de zeer sterke en harde mensen en dat in koude tijden. Anders zijn ze zeer goed om te laten braken en overgeven. Water daarvan gedistilleerd is goed tegen het niergruis.
Deze wortels zijn ook goed gebruikt tegen dronkenschap’.
Dioscorides. De wilde raap wordt gedaan in medicijnen, die gebruikt worden om het vel van het aangezicht te zuiveren en ook van het gehele lichaam en vooral in diegene die van meel van lupinen, erven of dravik plegen gemaakt te worden.


Klaproos



Het is een bekend onkruid, soms massaal aanwezig.
De klaproos groeit goed daar waar de grond verstoord is en arm aan voedingsstoffen, zoals op bouwterreinen, zandgrond met name. De plant heeft veel zon nodig en waar rogge groeit is ook de klaproos te vinden.



Er zijn drie soorten:
1 De grote klaproos, Papaver Rheoas. Dit is de papaver welke
veel voorkomt , met grote rode bloembladeren.
2 De bleke klaproos, met oranje bloem, en komt minder voor en is ook kleiner.
3 Slaapbol of Papaver somniferum, dit is een klaproos met een bolle vruchtdoos en hieruit wordt het maanzaad gewonnen.
Het maanzaad bevat een olie, uit deze maanzaadolie kunnen bij de Papaver Somniferum opiaten worden gewonnen.
Deze variant bloeit wit.
De papaver groeit op allerarmste plaatsen en is bestand tegen droogte en hitte.
Het zaad behoudt gedurende een mensenleven kiemkracht in de grond

Een weetje:
In de eerste wereldoorlog groeiden de klaprozen op de door granaten verwoeste akkers in het niemandsland tussen de stellingen. Op deze manier werd de klaproos symbool voor deze oorlog.




Groot kaasjeskruid


Het dankt zijn naam aan de zaaddoosjes (vruchten) die op kaasjes lijken. Het kruid bloeit van juni t/m september met roze-paarse bloemen. De bladeren zijn handvormig, 3 tot 7-lobbig. De plant is in onze streek een vaste plant.
Klein kaasjeskruid (Malva neglecta) komt uit dezelfde familie, is ook een vaste plant en wordt ongeveer 10 tot 40 cm hoog.
Groot kaasjeskruid kent een lange historie wat betreft gebruik in en buiten de keuken. Het is een bekende plant in de kruidengeneeskunde. Het schijnt dat het de status sierplant heeft gekregen toen Karel de Grote het in zijn tuinen liet aanplanten.

Gebruik:
Deze  kan je als groente eten. Vergelijk het qua bereidingswijze met spinazie en doe bijvoorbeeld de jonge bladeren rauw door de salade of eet de bladeren gekookt. Ook geeft het smaak aan soepen en sauzen. De smaak is enigszins noot-achtig. Ook de bloemetjes kun je eten en die hebben een milde zacht-zoete smaak.

Je kan er ook thee van maken of kompressen zie bij http://www.astrologie.ws/kruiden/kaasjeskruid.htm



Gewone smeerwortel


Goed te herkennen aan de omlaag hangende opgerolde bloeiwijze aan het einde van de stengels en zij-stengels. Ook aan de ruw behaarde bladeren en stengels
Gewone smeerwortel is een overblijvende plant, die zeer algemeen in België voorkomt.
Waarschijnlijk wordt de plant reeds genoemd in oude Griekse bronnen. Er wordt melding gemaakt van een gunstig effect op de genezing van wonden.
Bij de Romeinen schreef Plinius de Oudere in zijn Naturalis Historia over de smeerwortel. Apuleius noemt gedroogde plantendelen in wijn als middel bij hevige menstruatie.
Jan Yperman noemde in de 14e eeuw de smeerwortel 'confilie'. Ook hij vermeldt de genezing van wonden.
Gewone smeerwortel wordt vaak bezocht door hommels. Vaak bijt de hommel aan de achterkant van de bloem een gaatje om bij de nectar te komen. Jac.P. Thijsse noemde dit "diefstal na inbraak".

Gebruik:
De plant wordt uitsluitend uitwendig toegepast, in de vorm van omslagen bij botbreuken, wonden, en gewrichtsontstekingen.
Onderzoek heeft aangetoond dat de allantoïne uit de wortel de heling van wonden bevordert.

Het geheim van smeerwortel.




Akkerdistel



De akkerdistel is een zeer algemeen voorkomende en overblijvende plant. Van de distels komt de akkerdistel het meest voor en kan tot 120 cm hoog worden maar de hoogte varieert meestal tussen 60 cm en 120 cm, van juni tot september bloeit deze plant met een aantal (meestal meer dan 4) lichtpaarse tot soms bijna witte bloemhoofdjes. De akkerdistel gedijt het liefst op open, vochtige, zeer voedselrijke, omgewerkte grond op akkers, braakliggende terreinen en langs wegen en dijken. De gegroefde stengel is niet of nauwelijks stekelig gevleugeld en staat rechtop, aan de top is deze sterk vertakt, het bovenste deel is meestal kaal. De stekelige bladeren zijn lancetvormig, veerspletig met gegolfde of gekroesde rand en eindigen in een punt, aan de bovenkant kaal en glanzend, de onderzijde kan zilver viltig wit zijn. Onder de bloemhoofdjes zit een omwindsel, dat bestaat uit aangedrukte omwindselbladen. Ze hebben een stekelige punt, die afstaand maar niet teruggeslagen is. De Veeldoornigedistel die lijkt op de akkerdistel heeft op de stengel ook stekels deze zijn bij de akkerdistel praktisch niet aanwezig.
Om de akkerdistel in een vroeg stadium te onderscheiden van de akkermelkdistel hoef je alleen maar te kijken naar het sap dit is bij de akkerdistel namelijk niet melkachtig, de akkermelkdistel is later in het jaar niet te verwarren met de akkerdistel omdat deze plant gele bloemen draagt. In de bloeitijd is de akkerdistel ook erg duidelijk te herkennen aan de zoete, muskusachtige geur die de bloemen verspreiden.

Gebruik:
verbergt een voedzame groente die ook weer op meerdere manieren te gebruiken en te bereiden is. Ook als je dorst hebt is dit een goede plant om in het achterhoofd te houden want net als riet en lisdodde bevatten de stengels van de akkerdistel veel vocht en door te kauwen komt dit vocht vrij. Daarnaast zijn de stengels ook gewoon rauw eetbare en dit geldt ook voor de bladeren, wel zal je eerst de schil van de stengel en de stekels van de bladeren moeten verwijderen. dit verwijderen van de schil en de stekels moet overigens voor alle toepassingen.

Eten:
 Rauw kun je dus de stengels eten als snack onderweg.
 Dit geld ook voor de bladeren. (na het verwijderen van de stekels)
 Rauw zijn de stengen en de bladeren ook weer te gebruiken in een salade.
 Ook kun je de stengels en bladeren koken als groente.
 Maar ook gestoomd, in de wok of gebakken zijn  de stengen en de bladeren te gebruiken.
En ook door de soep kunnen de stengel en bladeren van deze plant worden toegepast.
Ook de wortel is eetbaar de voorkeur gaat uit naar een wortel die in het eerste jaar wordt geoogst.
De wortel is rauw eetbaar
Ook kun je er voor kiezen om de wortel te schillen en te koken.
ook de wortel kan weer gebruikt worden om extra vulling te geven aan een soep.
De geschilde en gekookte wortel kan ook tot meel worden vermalen.

Medisch gebruik: 
Geneeskracht van akkerdistel.


vrijdag 12 juli 2019

Müllerthal (juli 2019)

Begin juli ’19 ben ik gaan wandelen langs en door de kloven van Müllerthal en kwam het volgende tegen langs het pad dat ik bewandelde.

Voor beschrijving klik op de benaming.
















Wil je meer weten over mijn wandelverhaal klik HIER

Gal van de beukengalmug




De Beukengalmug maakt tot 12 mm hoge gallen aan de bovenkant van de bladeren van de Beuk.
De gallen lopen naar boven toe op een punt uit en zijn glad. Ze lijken op sinaasappelpitten.
De eerst groene gal kleurt gedurende de ontwikkeling van de larve over geel naar rood. Kort voordat de bladeren afvallen laat de gal los en valt ze op de grond. De larve of pop overwintert in de gal op de grond. In de herfst of in het volgende voorjaar verpopt de larve.
Einde maart-begin april komt de galmug uit. Het is een mug die 4 tot 5 mm groot is en tot één van de grootste galmuggen behoort.
Het vrouwtje legt eitjes op de nog niet uitgelopen bladknoppen van Beuken. De jonge larven beginnen onmiddellijk na het uitkomen aan de ontluikende bladeren te vreten. Als reactie op het zuigen vormen de bladeren in de loop van het voorjaar en in de zomer de herkenbare beukengallen waarin de larven zich verder ontwikkelen.

Variabele waterjuffer



Is een juffer die vooral te vinden is bij plantenrijke, schone, stilstaande wateren.
De variabele waterjuffers doen hun naam eer aan, ze zijn buitengewoon variabel en daardoor soms gemakkelijk, maar in andere gevallen moeilijk te determineren.
Bij de herkenning van libellen is de zwarte tekening over het algemeen veel belangrijker dan de kleuren van het lijf. Jonge waterjuffers zijn bruinig, maar op een leeftijd van een paar uur is de zwarte tekening al goed te zien. Later worden zowel de mannetjes als de vrouwtjes blauw.

donderdag 11 juli 2019

Bruin zandoogje


Het bruin zandoogje is een algemene soort van veel verschillende soorten graslanden, zowel natuurlijke graslanden als ook niet al te intensief gebruikte landbouwgronden. De vlinders zijn meestal zeer actief en vallen daardoor op. Het vrouwtje plakt de eitjes aan de sprieten van veel verschillende grassoorten, onder andere Festuca (zwenkgras), Brachypodium (kortsteel), Dactylis (kropaar), Cynosurus (kamgras) en Bromus (dravik) soorten. Soms laat ze de eitjes ook gewoon vallen. De rups overwintert halfvolgroeid in de strooisellaag. Ook de verpopping vindt diep in de strooisellaag plaats. Het bruin zandoogje vliegt in één generatie per jaar.

Kleine ijsvogelvlinder



De kleine ijsvogelvlinder is een echte bosbewoner. Hij komt voor bij open plekken in het bos. De eitjes worden afgezet op jonge bladeren van jonge kamperfoelie (Lonicera), die bij voorkeur in de halfschaduw staan. De jonge rups vreet de bladeren en laat daarbij een kenmerkend vraatbeeld achter. Ze vreet vanaf de bladtop naar de stengel toe, waarbij de middennerf blijft staan. Langs deze middennerf rust de rups. Voor de overwintering in het tweede larvenstadium wordt de rest van een blaadje tot een tuitje dichtgesponnen. De bladsteel wordt stevig aan de tak vastgehecht. Na de overwintering voedt ze zich met de pas ontwikkelde jonge bladeren. De verpopping vindt aan een takje in de waardplant plaats. De kleine ijsvogelvlinder vliegt in één generatie per jaar.

klein geaderd witje



Het klein geaderd witje lijkt vooral veel op zijn broertje die de geaderde tekening mist: het klein koolwitje. In vlucht is het onderscheid eigenlijk nauwelijks te zien, maar wanneer ze stil zitten zijn de groene aders erg duidelijk. Vooral de eerste generatie in mei heeft erg duidelijk getekende vleugels, bij de 2de  en 3de  generatie zijn de aders minder uitgesproken groen.

Is een soort die je vooral tegen komt in vochtige, door bomen beschutte velden. Ze vliegen vaak op dezelfde locaties als het oranjetipje.

Keizersmantel



De vlinder is onmiskenbaar en kan niet verward worden met andere vlinders. Het is een gracieuze verschijning en als je de vlinder tegenkomt, herken je die onmiddellijk. Het is een grote oranje vlinder met donkerbruine strepen en stippen op de vleugels.
De vlinder is vrij zeldzaam, alhoewel die in het voorbije zomerjaar toch op vele plaatsen en in diverse tuinen werd gezien. Misschien dat de grote droogte daar voor een stuk tussen zit. Enerzijds hebben de vlinders daarbij kunnen profiteren van het lange en mooie zomerweer, maar anderzijds werden ze daarbij uit hun natuurlijke leefomgeving gedwongen waardoor een aantal exemplaren zijn gaan zwerven.

De vlinder vliegt van mei tot september met een piek in de maand juli. De natuurlijke leefomgeving is loofbos waar ze aangetroffen kunnen worden langs de bosrand en in open plekken of dreven langs het bos met veel bloemen. Daar doen ze zich tegoed aan de nectar want de vlinder heeft daar door zijn grootte een grote behoefte aan.


Wilde lijsterbes



De lijsterbes zaait zich gemakkelijk spontaan uit. Zoogdieren, vogels en insecten voeden zich met de bladeren, twijgen en bessen. De wilde lijsterbes is meestal een kleine boom, niet groter dan 12 tot 15 meter en niet ouder dan 80 jaar. In het voorjaar is de lijsterbes een van de eerste boomsoorten in het bos die in het blad komt. Na het verschijnen van de bladeren volgen de roomwitte, platte bloemschermen. De bloeitijd is mei-juni. In de nazomer en herfst vallen de fel gekleurde, oranje of rode bessen op. De sterke geur zorgt ervoor dat vooral aasvliegen en kevers de bloemen bezoeken. De oudste vondst van zaden in ons land dateert uit het begin van onze jaartelling.
De wilde lijsterbes groeit vooral op voedselarme zand-, veen- en leemgronden. Hij is een pionier in verschillende typen bos en kan redelijk goed tegen schaduw. Door het meer extensieve bos-onderhoud neemt de soort de laatste tijd toe.

Gebruik:
Het hout van de lijsterbes is elastisch, buigzaam en tamelijk hard, maar gaat vrij snel kapot. Voor draaiwerk, snijwerk, vaten en vezelplaten is het geschikt. Het loof en de schors bevatten hoge gehaltes aan looistof.

Eetbaar:
De lijsterbes kan gegeten worden echter de onrijpe bessen liever niet, die bevatten sorbinezuur. De bessen zijn bitter, maar bevatten veel vitamine C. Bij zoete, rijpe lijsterbessen is het sorbinezuur verdwenen. Je kunt de bessen koken of 10 uur in water met verdunde azijn leggen om het sorbinezuur te laten oplossen.
Door de bessen te koken kan van de bessen stroop, gelei, moes en jam worden gemaakt. Azijn kan worden gemaakt van het afkooksel van gedroogde bessen. De bessen en brandewijn kunnen worden gestookt tot likeur. Het blad bevat looizuur en kan gedroogd bloedstelpend werken.

Geneeskrachtige werking:
De bessen bevatten veel vitamines en zuren, waaronder appelzuur en sorbinezuur. De vruchten worden gebruikt als geneesmiddel tegen buikloop en dysenterie.
In (alle) bessen zitten antioxidanten in de vorm van vitaminen A, C en E. Ze vernietigen vrije radicalen in het lichaam. Vrije radicalen zijn stoffen die cel schade en DNA-schade aanrichten waardoor diverse ziekten zoals kanker, diabetes en hart- en vaatziekten kunnen ontstaan. Bessen zouden daarom preventief werken tegen al deze ziekten; het kan in elk geval geen kwaad ze te eten als je al één van deze ziekten hebt. Er is geen wetenschappelijk bewijs dat bessen geneeskrachtig zijn wanneer zich eenmaal een ziekte heeft ontwikkeld. Preventieve werking van bessen lijkt echter wel aannemelijk.
Bessen kunnen bij suikerziekte zinvol zijn door de antioxidanten die zij bevatten en vanwege het feit dat bij eten van bessen geen snelle stijgingen van de bloedsuiker optreden; de suikers worden gelijkmatiger in het bloed opgenomen. Dat geldt voor alle fruitsoorten; eten van een sinaasappel is beter voor een suikerpatiënt dan het drinken van een uitgeperste sinaasappel of sinaasappelsap uit een pak. Niet alleen omdat de suikers minder snel worden opgenomen maar ook omdat door het eten en kauwen sneller verzadiging optreedt dan door het drinken van sap.
Bessen remmen de vorming van cholesterol plaques in de bloedvaten waardoor de kans op een hart- of herseninfarct vermindert.
Bessen worden al duizenden jaren in Europa gebruikt tegen diarree. De bacterie dodende werking van de vele fytonutriënten zoals tanninen in bessen helpen daar aan mee.

Tonderzwam



Meerjarige, paardenhoefvormige, bovenop gewelfde hoed (10-50 cm), met concentrische richels, kleuren variërend van lichtgrijs tot grijsbruin, met ook groene tinten en met lichtgrijze groeirand.
Groeit op stammen van loofbomen, vooral beuken en berken en veroorzaakt witrot (kan het hele jaar door gevonden worden).
Poriën zeer fijn en wit. Sporen wit.
Vlees droog, kurkachtig, niet eetbaar.

Zwakteparasiet en saprofyt:
Als witrot veroorzakende zwakteparasiet is de Echte tonderzwam van oude en/of beschadigde bomen afhankelijk. Nadat de geïnfecteerde boom is gedood leeft hij nog een tijd als saprofyt op het dode hout. Zijn favoriete gastheren zijn Berk en Beuk op zand- en veengrond, en zeldzamer op boomsoorten zoals Eik, Populier en Linde. Op vitale onbeschadigde bomen zal hij niet of nauwelijks worden aangetroffen.

Het belang van de tondeldoos voor de ontwikkeling van de moderne mens:

De Tonderzwam heeft zijn Nederlandse naam te danken aan het materiaal dat hij leverde voor tondeldozen. De Tondeldoos is de voorloper van de lucifer. Onder “Tondel” wordt het licht ontvlambare materiaal bedoeld dat de tondeldoos bevatte. Voorbeelden zijn gedeeltelijk verkoold linnen, katoen, pluis van de lisdodde en zaagsel. Als het gedroogd maar snel brandde en lang bleef smeulen. Tondel afkomstig van de Tonderzwam bezit deze eigenschappen optimaal maar was niet altijd voorhanden en soms moest er naar alternatieven worden uitgekeken.
Het gebruik van Tonderzwam voor het maken van vuur is van zeer oude oorsprong. De uitrusting van de circa 5300 jaar oude gletsjermummie ”Ötzi” die in 1991 in de Italiaanse ötztaler Alpen werd gevonden bevatte een stukje tonderzwam samen met stukjes pyriet waar vonken mee kunnen worden geslagen. Uit deze unieke vondst blijkt dat het belang van de Tonderzwam als leverancier voor tondel op z’n minst een periode omspant van 5300 jaar! Het is boven alle discussie verheven dat het tempo waarin de moderne mens zich in de loop der tijd heeft kunnen ontwikkelen te danken is aan de kennis van het maken, bewaren en transporteren van vuur. Dit kon allemaal mede dankzij de tondeldoos.


Een middeleeuws vuurtje maken



Van de zwam een hoed maken